Wettelijk kader

Het beheersen van de risico’s die verband houden met de financiering is een belangrijke taak van de gemeente. In de Wet Fido is een aantal beheersmaatregelen vastgelegd die vervolgens nader zijn uitgewerkt in het gemeentelijk treasurystatuut dat periodiek wordt geactualiseerd en vastgesteld door de gemeenteraad. Momenteel is het op 1 juli 2020 door de gemeenteraad vastgestelde treasurystatuut 2020 leidend.

Enkele belangrijke punten uit het treasurystatuut zijn:

  • Het beleid is erop gericht dat er altijd voldoende financiële middelen beschikbaar zijn zodat de gemeente haar publieke taak op verantwoorde wijze kan uitvoeren;
  • Het aangaan en verstrekken van geldleningen en borgstellingen is alleen toegestaan als deze worden gebruikt in het kader van de publieke taak;
  • Het gebruik van financiële derivaten is toegestaan indien deze 1 op 1 zijn gekoppeld aan een lening;
  • Van het voornemen tot verstrekken van geldleningen en borgstellingen die een bedrag van € 500.000 te boven gaan wordt de gemeenteraad in kennis gesteld om wensen en bedenkingen te vernemen;
  • Uitzettingen (beleggingen) vinden alleen plaats bij Nederlandse overheidsinstellingen of financiële instellingen met een kredietwaardigheid van minimaal AA;
  • Bij de aanschaf en het gebruik van financiële producten en de samenwerking met financiële instellingen wordt de mate van duurzaamheid meegewogen in het keuzeproces. In de praktijk wordt hierbij gekeken naar het MVO-beleid van de instelling.

Daarnaast moet de gemeente zich conformeren aan de voorschriften uit de Wet HOF en het zogenaamde Schatkistbankieren.

  • De Wet HOF is erop gericht om het begrotingstekort en de staatsschuld terug te beheersen. Onder bepaalde voorwaarden (meerjarige overschrijding macronorm voor decentrale overheden) mag het structurele tekort niet meer bedragen dan 0,5% van het BBP. Om dit te monitoren is aan gemeenten de verplichting opgelegd om een overzicht van het EMU-saldo in de programmabegroting op te nemen (zie paragraaf 5.2.9 EMU-saldo);
  • In de spelregels van het schatkistbankieren is vastgelegd dat een gemeente tijdelijk overtollige middelen moet beleggen bij het Rijk (of bij andere overheden zoals gemeenten, provincies en waterschappen).